er is een dorp voor nodig
Er is een dorp voor nodig
Markt. Groentekraam. In de rij voor de kassa. De jongen voor me knijpt in de venkel en gooit hem dan in de bak met courgettes. Hij is zes, het is warm, hij verveelt zich. Met moeder mee leek leuker dan het is. Nog een venkel, knijp , gooi. De rij schuift op. Nu zijn het paprika's, knijpen, hop in de bak met aubergines. Hé, zeg ik, hé, jongen. Hij kijkt om. Niet doen! Want dat moet hij niet doen. Het is irritant en niet nodig. Moeder, mooie hoofddoek, draait en blikt. Wat ze van het gedrag van de jongen vindt weet ik niet, mijn commentaar krijgt geen duimpje. We schuiven weer verder. De peterselie, scheur nu, niet knijp, en hop in de bak met aubergines. Nog een keer. 'Hé, hallo, niet doen!' De jongen stopt. 'Is mijn kind!' Snauwt de moeder naar me. 'Mijn kind, niet jouw kind.' 'En u bent een fantastische moeder, ' 'Niet hem aanraken', bliksemschicht ze. 'Ik zal hem redden als hij voor een auto stapt, ook als u er niet bent. Ik doe alles voor hem. Maar aan allebei de kanten'. Ze kijkt me misprijzend aan. Bemoeial. Er is een dorp voor nodig om een kind groot te brengen, is een gevleugelde uitspraak. Hoe zou dat werken in een stad?